Selecteer een pagina

Colijn Buis Meets…

WIM WITTEMAN

Luister naar: de Bolero van Maurice Ravel

Luister naar: het Strijkkwartet van Maurice Ravel

http://www.youtube.com/watch?v=VDOpPQ2rkfw

Wim Witteman    docent muziektheorie Utrechts Conservatorium

C: Wil je iets vertellen over het boek waarmee je bezig bent?

W: Het is al in een heel ver stadium. Het heet ‘Het complete werk van Ravel’ met voornamelijk noten-voorbeelden en analyse. Niet iets wat iedereen op de plank heeft staan, maar eigenlijk wel een soort standaardwerk, wat er moet zíjn. Maar ik doe het vooral omdat ik het zelf leuk vind.

C: Wanneer heb je besloten dat je Ravel wil analyseren en niet bijvoorbeeld Bach?

W: Nou, ik ben met ontzettend veel dingen bezig geweest, een heel groot boek ook dat bijna klaar was, dat heette: “De Herfst van de Tonaliteit” – mooie titel… Dat ging over de muziek van 1850 tot 1950. Dus daar heb ik waanzinnig veel stukken voor geanalyseerd.. maar het is zo verschrikkelijk véél..

En Ravel is nog te overzien, heeft niet zo idioot veel geschreven, en allemaal van topkwaliteit. Het is eigenlijk de laatste grote westerse componist, en de sleutel naar de lichte muziek.. Eigenlijk die hele jazzharmoniek is van Ravel, heel simpel. Het is precies hetzelfde, alle dingen die jij daar doet, is van Ravel. 130 jaar geleden deed hij dat allemaal al, dat is best een raar idee. Het b-10 akkoord, kan ik je laten zien, is uit 1898.

C: Heb je de werken samengepakt en de dingen die je al wist verder uitgezocht of heb je ook vette dingen ontdekt waarvan je zegt: ‘Nou heb ik DIT opeens gevonden!’

W: Nee, dat kan ik niet zeggen -ik wist natuurlijk alles al- het belangrijkste is toch wel dat je kunt zeggen is dat hij de octotoniek heeft uitgevonden. Vòòr Stravinsky, voor de Sacre (red. du printemps) …. en dat dus die hele tonaliteit in wezen gebouwd is op hetzelfde tonica / subdominant/ dominant systeem, maar dan met hele nieuwe modale middelen

C: Maar denkt hij ook nog zo, met echt die 3 functies…

W: Ja, absoluut, Debussy ook trouwens. Maar met al die vervangers dus.

De belangrijkste theorie die ik in dat boek houd is het verschil tussen de grote terts en de kleine terts. De grote terts, als verticaal / tonaal, net als de kwint..

Je hebt – ook in psychologie heb je dat – verticale relaties en horizontale relaties. Een verticale relatie is zoals vader-zoon , en koning-onderdaan, dit is als de grote terts en de kwint. Een verticale, machts-relatie, dat is wat de kwint is in de muziek. Een verticale relatie, machtssituatie, hierarchische situatie.

Je zou kunnen zeggen -maar dan kom ik in de seksistische hoek- de grote terts is het mannetje -de machtsfiguur- en de kleine terts is het vrouwtje.

Ik las laatst een boek over het verschil tussen man en vrouw. Man = een bouwer, systeembouwer (s-type), vrouw = empatisch (e-type), het gevoel.

Het gevoel en de rede.. in muziek heb je dat heel sterk: de linkerhand dat is het mannetje, die dwingt een bepaald ritme en akkoordschema’s af, en daarboven is het gevoel wat een schijnbare vrijheid heeft maar toch onderdanig moet zijn aan het mannetje.

Dat is ongeveer zoals de westerse muziek in elkaar zit: de hele westerse muziek gaat over de linkerhand en de rechterhand, eigenlijk heel 2-stemmig, al sinds 1600 is de muziek tweestemmig in wezen, en het gaat eigenlijk altijd maar over de strijd tussen verstand & gevoel, en man & vrouw.

Interessant is -en daarom vind ik de octotoniek zo belangrijk-  als je majeur en mineur even ziet als mannelijk en vrouwelijk element – dan heeft dat natuurlijk altijd gespeeld, en vooral in de romantiek is er heel erg sterk met die dialoog gewerkt omdat de hele romantiek gaat over de liefde.

Het interessante van de octotoniek is dat toen voor het eerst de eeuw van de sex en van de strijd begonnen is. Doordat die majeur- en mineurterts op elkaar gezet zijn, daarom is dat hele b-10 verhaal zo interessant -want dat is het begin -dat was nooit gebéurd, die combinatie van de kleine en grote terts.

Tot 1900 ging de relatie tussen man en vrouw over liefde en romantiek, maar toen ging het plotseling over sex. de 20ste eeuw is de eeuw van de sex en de oorlog, wat eigenlijk verwanten zijn van elkaar.

Het levert interessante vraagstukken als je verbanden ziet tussen muziek en wat er zich in de maatschappij afspeelt.  Je weet nooit of het elkaar beïnvloedt of dat het paralelle dingen zijn.

Ik ben het boek ‘de algehele geschiedenis van het denken’ aan het lezen waarin duidelijk wordt dat er bij eeuwwisselingen altijd zulke waanzinnige dingen gebeuren. Dan zijn er inderdaad enorme omwentelingen. Het lijkt alsof mensen zich door een totaal abstract iets als een eeuwwisseling laten beïnvloeden.

De grote terts is een natuurverschijnsel (verhouding 5 staat tot 4) net zoals de kwint 3 staat tot 2 is. Het rare van de kleine terts is dat het helemaal géén natuurverschijnsel is. Dus het is een tegennatuurlijk iets, dus een vrouw is eigenlijk – als je die vergelijking door zou trekken- …. 🙂   Dat is een hele merkwaardige problematiek: de populariteit van de kleine terts, is voor theoretici altijd een raadselachtige situatie gebleven; de kleine terts komt in de hele boventoonreeks niet voor.

De combinatie, dat majeur-mineur wat dan voor het éérst ontstaat toch maar zo, inderdaad in 1900… én de ontdekking van de tritonusverhouding – C tegen F#- is allemaal van die tijd.

C: Het is wel grappig dat dat juist een van de dingen is die wel heel erg in de Jazz terugkomt, terwijl andere mooie verworvenheden net als de modi van Messiaen, behalve die octotoniek die iedereen gebruikt/misbruikt, bijna niet voorkomen.

W: Nee, maar dat is ook vrij ingewikkeld. Kijk, die negentoonsladder is meteen al een stuk ingewikkelder dan octatoniek en ook uiteindelijk een stuk minder interessant. Wat het aardige is van die octotoniek is de versmelting van die 4 tonaliteiten. Hoe zit dat met die negentonige ladder? Wat krijg je dan? Dan heb je symmetrie van…

C: Je kunt dan wel die 3 grote tertsen tegen elkaar uitspelen.

W: Je bedoelt je hebt dan die ladder op C, E en op G#

C: Ja.

W: Maar als je die akkoorden mengt? Als je het C-groot akkoord van die 9-tonige ladder mengt met het B-groot akkoord – dan krijg je hetzelfde akkoord natuurlijk.

C: Dat is wat ook de groep Octurn doet, uit België, zij zijn veel met die enneatoniek bezig.

Wim: ’t is een mooi vak, dat is zeker.

Colijn: Maar Wim, wanneer is voor jou muziek écht goed? Is er iets dat stijloverschrijdend is?

W: Nou, ik heb natuurlijk alles gegeten, mezelf letterlijk overgegeten aan die hele klassieke muziek. Ik ken alles. En dat is ook het jammere, dat er niet genoeg nieuws bijkomt. Dat ik niet in mijn leven heb mogen meemaken, dat er na Ravel, Stravinsky en Bartók nog echt dingen bijkwamen waarvan ik dacht: ja dat is ook geweldig. Heel weinig, bijna niks. Dat is tragisch. Na de tweede wereldoorlog moet je echt zoeken naar goeie stukken, terwijl toch tot 1950 heel veel hoor.. Nee, het is voorbij, die cultuur is voorbij. Daar moeten we ons bij neerleggen.

C: Dat klinkt toch wel een beetje deprimerend hoor Wim!

Wim: Ja.. dat is het ook wel een beetje ja.

Kim: Geldt dat dan alleen voor klassiek, of voor alles?

Wim: Nou, vanaf het moment dat de grote klassieke cultuur stierf, is natuurlijk de subcultuur –zeg maar de popcultuur- opgekomen. Rond 1910 is de Jazzmuziek opgekomen en dat is natuurlijk niet niks, maar uiteindelijk heeft het grote volk het gewonnen natuurlijk. Maar dat heeft vooral te maken met het feit dat die vorm van muziek die we hadden ontwikkeld, zeg maar vanaf 1200-1400, toch uitgeput is geraakt.

We hebben toch maar 12 tonen weet je, je kunt er een hoop mee doen, maar het houdt een keer op.

Ze zijn toen nog gaan experimenteren met kwarttonen, dus dan heb je 2 keer zo veel, maar dat werkt niet, dat kunnen we niet meer goed… Je kunt wel horen dat iets vals is (zoals je hoort als mensen vals zingen, dat zit dat vaak in de kwarttonen) Je kunt er niet meer een organisatie mee maken, daarvoor is het te ingewikkeld. Dus dat is mislukt, ze probeerden dat rond 1920 zo’n beetje.

Er zit ook een limiet aan ons voorstellingsvermogen. Als je bij Bartók komt, zit je vaak op een grens van wat je nog kunt waarnemen en volgen. Die mensen hadden natuurlijk zelf wel waanzinnige oren, dat je in die chaos van stukken kunt horen dat de klarinettist een halve toon te laag zit ofzo. Echt ongelóóflijk wat die mensen konden.

Colijn: Maar je vindt niet dat er bij die kwarttonen, of seriële of moderne ontwikkelingen iets bij zit, dat je zegt ‘Hier wordt ik nou warm van’?

W: Nee. Kwarttonen zeker niet en die 12-tonige muziek nou….eigenlijk niet.

Hetzelfde probleem heb je natuurlijk met non-figuratieve kunst, want van Mondriaan wordt je ook niet opgewonden. Het is wel aardig om eventueel in je kamer te hangen, dat is wat anders, maar dan heb je toch niet meer het gevoel dat het je emotie raakt.

Maar er zijn ook mensen, dat heeft ook met een hele andere opvoeding te maken… Ik ben met een bepaald soort muziek opgegroeid.. en ik kan me nog wel herinneren dat ik vrienden had op het gymnasium die niet uit zo’n klassiek milieu kwamen en veel makkelijker bijvoorbeeld Stravinsky waardeerden dan mijn ouders dat konden – die moesten iets overwinnen. Nee, volgens mij is dat allemaal onzin en snobisme, dat gedoe met zo’n Mondriaan. Bij kunst wil ik het gevoel hebben, denk ik vooral de laatste tijd, dezelfde emotie die je hebt wanneer je bijvoorbeeld een puzzel oplost – dat je het gevoel hebt er gebeurt iets ingewikkelds, iemand kán iets wat móeilijk is. De helft van muziek luisteren is dat je denkt: ‘Jezus, hoe kan die man die hoge C halen!’ of ‘Hoe kan ie dat tempo halen!’ Ik denk dat dat voor een groot gedeelte een belangrijk emotie is. Er komen natuurlijk ook andere dingen bij, zoals dat je er een beetje droefheid in kunt horen, is ook wel waar – maar het is vooral dat er een richting in zit, en waar komt het terecht?

Dat heb ik bij het analyseren gemerkt, dat de rechte lijnen misschien wel het allerbelangrijkste zijn wat er in gebeurt. Dat wanneer je na een C een D hoort, dat je dan een E wil horen – en als dat niet gebeurt word je gefrustreerd. Eigenlijk zijn dat de lijnen -wat je in een verhaal de rode draad noemt – waar het om draait.

Als de componist van C naar D, plotseling naar een F gaat, dan denk je ‘Wat krijgen we NU?’ dat moet dan metéén herstelt worden c d f E, en dan heb je dus het begin van de Jupitersymfonie van Mozart. Een simpel voorbeeld van dat de componist eerst een ‘fout’ moet maken om daarna iets ‘goed’ te kunnen maken.

Het probleem inderdaad: Wat ervaren we nu eigenlijk? Wat zijn nou die emoties waar ze altijd van zeggen: muziek is zo emotioneel…

het complete interview lezen?

het Colijn Buis ONLINE MUSIC MAGAZINE

om het begin van 2014 te vieren: nu voor maar 2 euro per maand! ga naar: http://www.colijnbuismusic.com/ne1imtivcb/

 

alle columns van Wim lezen?  nog VEEL MEER mooie muziek beluisteren?

het Colijn Buis ONLINE MUSIC MAGAZINE

om het begin van 2014 te vieren: nu voor maar 2 euro per maand! ga naar: http://www.colijnbuismusic.com/ne1imtivcb/

X